Mtoto zit gehurkt
in het verdroogde taaie en hoge gras en speurt met snelle oogbewegingen over de
vlakte die gloeit onder de zon. Ze zit op haar eigen hielen als op een krukje
en laat haar armen rusten in de plooi tussen haar diep in- en uithijgende lijf en haar bovenbenen. Ze komt moeizaam op
adem en merkt hoe ze een schram heeft op haar knie die een beetje bloedt. Ze is
gevallen net, rennend hierheen is ze gestruikeld over een boomwortel die ze niet
had gezien in haar blinde paniek.
Ze speurt over de
vlakte en ziet in de verte de donkere vlek die een onweerswolk zal worden en ze
hoort het gerommel van de donder en haar hartslag zakt langzaam en haar hijgen
wordt weer ademen.
Bij het eerste
doffe gedreun dat over de vlakke rolde, was ze bij de keel gegrepen van angst
en was de oorlog in haar weer wakker geworden. De mannen met hun wapens en
kanonnen konden van overal komen en dus had Mtoto het op een hollen gezet,
blind, nergens heen, drijvend op paniek en angst. Ze was gevallen, was rechtgekrabbeld
en had zich verscholen in het hoge steppegras. En daar begreep ze dat het de
donder was van het naderende regenseizoen.
Mtoto blijft
zitten en komt tot rust en ineens zit een jongen naast haar en hij wijst op haar
bloedende knie en vraagt of het pijn doet. Ze kijkt hem niet aan en zegt 'nee,
het valt wel mee'. Haar stem klinkt nog geknepen door de angst. De jongen verdwijnt even snel als hij er was,
ineens, als een sluipend jachtluipaard.
Mtoto blijft
zitten, gehurkt kijkend net boven het droge gras dat bewegingloos staat te
verbranden in de zon. Ze wacht op de jongen en deze keer ziet ze hoe hij kruipend
en sluipend naderbij komt. In zijn handen heeft hij een witte natte doek en een
kruikje met water. Zij reinigt de schram op haar knie en drinkt een paar
slokken van het verfrissende water en geeft daarna de kruik aan hem. Hij drinkt
gulzig en het water loopt langs zijn kin omlaag en ze lacht en hij verslikt
zich.
In de verte
rommelt het onweer. De regen zal nu snel komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten