Mtoto zit in het duister
van de hut en kijkt toe hoe de stille jongen, die bijna nooit een woord
spreekt, een meisjesfiguur snijdt uit een tak hout. Zijn handen en vingers en
het mes dat ze hanteren, lijken te dansen langs en over de tak. De tak verdwijnt
en een meisje verschijnt, met een hoog voorhoofd en mooie lippen en haar
lichaam is lang en rank en lijkt op een gespannen boog. Mtoto kijkt toe en ze
voelt een krop in haar keel. Geen stekelige vrucht deze keer die haar keel
verstikt en die pijn doet. Tranen lopen langs haar wangen omlaag en als die haar lippen raken en zij ze met
haar tong proeft, smaken ze zout en zoet.
De jongen met de droeve
ogen, die weinig zegt, zet het vers
gesneden meisje niet tussen de stenen beeldjes. Hij maakt een dun gaatje
in het hout en haalt er een touwtje doorheen en daarna bindt hij het beeldje om
zijn hals. Hij kijkt haar aan, neemt het houten beeldje vast en zegt zacht:
"Dit ben jij, het Meisje van de
Wind. Zo ben je altijd bij mij." Mtoto kruipt naar hem toe en kust hem
zacht op de wang.
"Je hebt me nooit je
naam gezegd", zegt ze. "En dus mag ik jou een naam geven. Ik noem je
voortaan Kuchonga Jiwe. Hij die Stenen Snijdt."
Buiten de hut trilt de
vlakte onder de loden hitte van de tropische middagzon, die het gras dor schroeit
en de beken en de meertjes uitdroogt. Het is er windstil en doodstil. Alsof
alle leven verdwenen is. De aarden wegen zijn leeg en stoffig en niemand waagt
zich buiten.
In de hut zitten twee
oorlogskinderen in het donker. De jongen tikt, met een dunne hamer en een kleine
beitel, stukjes steen weg rondom een antilope die beetje bij beetje
tevoorschijn komt. Het Meisje kijkt toe. Haar geest drijvend op de wind als een
vogel. In haar hand houdt ze een stenen olifantje. Rondom zijn hals draagt hij
een houten meisje. In haar ziel woekert de oorlog. Het is een gloeiende steen
die zwaar op haar maag drukt. Beetje bij beetje hakt zij in die steen, zoals
Kuchonga Jiwe, Hij die Stenen Snijdt. Ze weet nog niet wat de steen worden zal.
Ze weet nog niet wat in de steen verborgen zit.
"Weet je altijd wat
er in de steen verborgen zit", vraagt zij aan Kuchonga Jiwe. Die schudt
het hoofd en op zijn lippen verschijnt een verlegen lach.
"Ik begin te hakken,
voorzichtig, heel voorzichtig. En dan vallen de eerste brokjes weg en ineens
verschijnt een olifant, of een antilope, of een leeuw. Maar als ik begin te
hakken, is de steen gewoon een steen. Pas door te gaan hakken, maak ik wat in
de steen zit helder en weet ik wat ik weghakken moet en wat blijft."
Mtoto sluit haar ogen en
haar geest zweeft over de vlakte, ze reikt hem de hand en zijn vingers grijpen
zich vast en hij zweeft mee, ver weg van hier. Naar landen waar geen oorlog is
en enkel rust en stilte en vrede.
"Ik ben Kind van de
Wind. Jij bent Hij die Stenen Snijdt. Jij bent mijn
vriend."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten