Daar sta ik.
Hijgend. Mijn longen pompen, ik haal diep adem tot aan mijn navel en nog is
het niet genoeg. IJl is de lucht en ijl is mijn hoofd.
Ik sta boven, op de Kilimanjaro, op het dak van Afrika.
Ik sta boven, op de Kilimanjaro, op het dak van Afrika.
De zon klimt steeds hoger in het Oosten. Naast mij staat Elvis. Niet de Elvis
met bakkebaarden en een gek wit pak met wijde pijpen. Neen. Een jongen van
hier, in Afrika. Hij is de laatste uren bij mij gebleven. Trouw. Tot op de top.
Ik ben hem dankbaar. Dit stukje is ook voor Elvis.
Loodzwaar waren die laatste uren. Te kort aan zuurstof. Ik leek maar niet
vooruit te komen. Maar geen seconde heb ik aan opgeven gedacht. Al moest ik er
nog een uur langer over doen. Die top zou ik halen.
Ik sta op de top. We nemen foto's. De zon staat nog laag en is oranje. De grond
kleurt eerst bruinrood en later weer asgrauw.
Wat ik nog niet besef komt straks. De afdaling is loodzwaar. Mijn lichaam voelt
uitgeput. Mijn knieën klotsen van het vocht en kreunen en janken bij elke dreun
omlaag. En het zijn er zoveel... Dreun na dreun na dreun...
Ik zit thuis. Achter mijn pc. Ik wil het verslag schrijven van de beklimming.
Chronologisch. Ik wil vertellen over alle indrukken. Over de mensen die met me
klommen. Over de gesprekken. Over het gevoel op jezelf terug geworpen te
worden. Over primitief overleven. Over basisbehoeften. Eten, wc, slapen. Hoe
het was, klimmend. Naar adem snakkend. Het lukt me niet. De woorden komen niet
en als ze komen en ik ze in zinnen laat glijden, lijken die zinnen niet te
vertellen wat ik wil vertellen.
Ik heb de Kilimanjaro beklommen en de berg zit diep in mij, maar ik kan het nog niet van me afschrijven. Misschien wil ik dat ook niet.
Ik stond daar. Op de top van de Kili. Ik had daar weken naartoe geleefd. De dagen naar de top waren lang en zwaar. Die laatste uren waren vreselijk lastig. Ik stond daar en ik wou laten doordringen dat ik er was! Dat ik het doel had bereikt. Dat ik wou juichen! Huilen! Euforisch. Ik wacht. Daarna dalen we af.
Ik heb de Kilimanjaro beklommen en de berg zit diep in mij, maar ik kan het nog niet van me afschrijven. Misschien wil ik dat ook niet.
Ik stond daar. Op de top van de Kili. Ik had daar weken naartoe geleefd. De dagen naar de top waren lang en zwaar. Die laatste uren waren vreselijk lastig. Ik stond daar en ik wou laten doordringen dat ik er was! Dat ik het doel had bereikt. Dat ik wou juichen! Huilen! Euforisch. Ik wacht. Daarna dalen we af.
Het schrijven
van Mtoto was zo waardevol. Je inleven in hoe het is voor de kinderen die je
juist wilt helpen leek in de eerste verhalen niet eenvoudig, maar bleek
gaandeweg een vanzelfsprekendheid. Het ging vanzelf. Mtoto werd deel van mij en
ik werd deel van haar. Hoe kan dat?
Ik zoek het
niet uit. Sommige dingen zijn mooi zoals ze zijn. Het is nu goed ze te laten
rusten in de stille nevelslierten van het mysterie. Ik kus Mtoto hierbij
vaarwel.
Hier laat ik je los Windekind, van hier af moet je gaan. Met vallen en opstaan. Van hieraf kun je gaan.
Hier laat ik je los Windekind, van hier af moet je gaan. Met vallen en opstaan. Van hieraf kun je gaan.
Hoe eindig je een blog? Door al mijn stille medestanders te danken, mijn
mede-klimmers, alle sponsoren, iedereen die heeft meegeleefd. Ik dank Elvis en
ik dank Rumi, en alle begeleiders op de berg, ik dank Mtoto dat ik haar
schrijven mocht. Ik dank jullie allemaal. De tocht was zo mooi. De tocht duurde
vele weken. We liepen die samen.
Maandag ronden we ons Kili-avontuur af. Dan overhandigen we de cheque aan War Child.
Ik dacht de berg te bedwingen. De Kili laat zich beklimmen, maar niet bedwingen.
De Kilimanjaro is een deel van mij geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten