Word vriend van HEROCK WORKWEAR en verdien 1 euro voor War Child!
Klik HIER


dinsdag 14 augustus 2012

Mtoto en Yusuf


De dag dat Yusuf en de andere jongens werden meegenomen door de soldaten, was ik nog een klein meisje. Ik had geen naam en ik had mezelf ook nog geen naam gegeven. Ik was klein en bang. Altijd bang.

Yusuf en de andere jongens werden afgevoerd als vee. In een vrachtwagen. Ik zag in hun ogen een mengeling van angst en tegelijkertijd een soort opwinding omdat ze in die machtig grommende machines konden zitten die snel en krachtig door de modder reden en omdat ze de geweren mochten aanraken en de messen. Ze verdwenen in het stof en de rook aan de einder. Het geluid stierf weg.

Ik was nog klein. Ik dacht Yusuf nooit meer terug te zien.

Een paar regenseizoenen later was ik samen met de anderen, opgejaagd als een kudde angstige antilopes waar de leeuwen omheen sluipen, van de ene plaats naar de andere getrokken. Altijd bang. Altijd schichtig. En altijd haalde de oorlog ons in.

Op een dag hoorde ik de brullende motoren van de jeeps die langs het bospad naar ons tentenkamp kwamen gereden. Ik hoorde de dronken lachende soldaten en toen ze het dorp binnenreden schoten ze hun machinegeweren leeg in de lucht. Ik rook de kruitdamp en de benzine en alcohol en zweet. 

Tientallen soldaten sprongen uit de jeeps, in smerige kleren, halve uniformen, en zwaar beladen met geweren en messen en munitie. Ze eisten eten en onze schapen en geiten. Wie niet snel genoeg handelde of tegenwerkte, werd geslagen met de kolf van een geweer en een vrouw die een deel van de oogst probeerde te verbergen werd genadeloos in het gelaat gehakt met een mes en zeeg bloedend en huilend neer en de soldaten lachten en keken niet om en namen het voedsel mee.

Sommige van de soldaten waren nog jongens, maar ze waren even hondsbrutaal en genadeloos als de leiders van de bende.
Zonder aarzelen hielpen ze mee plunderen, schoppend, slaand, hakkend en schietend.

Ineens werd ik als door de bliksem getroffen want in een van de jonge soldaten herkende ik Yusuf. Zijn blik was leeg en zijn mond was strak en hij had een litteken over de borst en aan zijn schouder, maar ik wist zeker dat hij het was en ik zocht zijn ogen opdat hij me zou herkennen, maar hij keek dwars door me heen en gaf geen teken van herkenning. Ineens was ik niet bang meer.

De militieleider gaf het bevel aan een van de jongens iemand te kiezen en neer te schieten. Zonder aarzelen knalde die jongen een van de oudere mannen dood met twee schoten. In het tumult dat ontstond, ineens, probeerden een aantal dorpsbewoners weg te vluchten en even ontstond er chaos. Iedereen rende ergens en nergens heen en ik was blind van angst. Ineens voelde ik een stevige hand die mijn hand greep en die me snel en alert en doelbewust meesleurde, weg van het slaan en hakken en schreeuwen en huilen van vechtende, vluchtende en moordende mensen. Iemand sleurde me tot in het struikgewas en ik had dit al zo dikwijls zien gebeuren met jonge meisjes en ik braakte van angst. Ik keek op en zag dat het Yusuf was. Heel even zag ik licht in zijn ogen. Heel even zag ik iets dat op een glimlach leek, "ssssssst" zei hij en hij liet me achter in het donker van de struiken.



Het moorden duurde nog tot de nacht kwam. Niemand overleefde de moordlust van de op hol geslagen soldaten. Ik lag verborgen in het duister. Ik overleefde. Ik heb Yusuf nooit meer terug gezien. Misschien dwaalt hij ergens rond. Als een moordende robot. Met ergens, diep in zich, een warm hart.
Telkens ik aan Yusuf denk huil ik. Om wat er die dag gebeurde. Om wat zij van hem gemaakt hebben.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten