Mijn naam is
Mtoto. Die naam heb ik mezelf gegeven. Eigenlijk heet ik liefst Mtoto Wa Upepo.
Kind van de Wind. Liever hoor ik 'Windekind'.
Ik heb geen naam.
Kinderen krijgen de naam van hun ouders. Ik heb een naam gekregen. Denk ik.
Maar ik weet niet of ik mama of papa ooit gekend heb. Niemand heeft me mijn
naam gegeven toen ik die aanleren kon. Ik heet Mtoto. Kind.
Ik ben een Kind
van de Oorlog. Een War Child. Ik hou niet van de oorlog. Ik hou niet van de
mannen van de oorlog. Ze jagen me op, in mijn dromen. Maar ook overdag. Bij
alles wat ik zie. De oorlog woedt in mij. Woelt in mij. Brandt in mij. Schreeuwt in mij. Alles doet me aan de oorlog denken. Gras, mul zand, bomen,
mensen, een huilend kind.
Soms sluit ik mijn
ogen en laat ik me meevoeren met de wind. Die kan overal heen, glijdt overal
overheen. Niemand stopt de wind. En waar de wind in een zeil gevangen wordt,
blaast hij het bol en laat de boten varen op de rivieren en stromen en meren en
zeeën. Ik hou ervan Windekind te zijn.
Ik weet niet hoe
oud ik ben. Kinderen kennen hun leeftijd niet, hen WORDT verteld hoe oud ze
zijn. Niemand weet hoe oud ik ben. Niemand weet in welk dorp ik geboren ben.
Niemand weet wie mijn moeder was. Mijn dorp is misschien platgebrand. Als zovele
dorpen. En mijn mama is misschien dood. Zoals ik zoveel mama's heb zien sterven
door de mannen van de oorlog die al zo lang door mijn land zwerven. Ik weet
niet hoeveel jaren. Ik tel de regenseizoenen niet.
Ik ben Windekind.
Ik ben niet een kind. Ik ben duizenden kinderen. Ik besta niet want ik ben een
geschreven kind. Ik besta wel. In
duizenden woorden en honderden zinnen die geschreven en gelezen worden en ik
besta duizenden keren.
Als jullie me
lezen, wandel ik bij jullie binnen en spreek ik tot jullie en met mij spreken
al die Kinderen van de Oorlog. Elk in hun taal. Elk met hun verhaal.
Zoals ik zijn er
vele honderduizenden. Kinderen die opgroeien in oorlog en in wie de oorlog in
hun hart sluipt en in hun herinneringen. Kinderen die de ogen sluiten en zich
laten meevoeren door de wind. Weg van de oorlog. Heel even.
Ik ben Windekind.
Ik heb een donkere huidskleur. Ik heb gitzwarte ogen. Ik heb een hoog voorhoofd
en kort zwart kroeshaar. Ik ben sterk als een leeuw, taai als een neushoorn,
lenig als een aap, ik kan lopen als een gazelle. Als ik verdrietig ben huil ik
als de tropische regens. Als ik boos word ben ik als een razende kolonie
termieten.
Ik ken iemand uit
het Verre Noorden. Ik noem haar Witte, want ik kan haar naam niet onthouden,
omdat jullie namen me vreemd klinken. Net zoals de mijne jullie vreemd klinkt:
Mtoto Wa Upepo. Witte is mijn vriendin en door mij is ze vriend van ons allen,
van die vele honderdduizenden Kinderen van de Oorlog.
Ik vrees dat te weinig mensen er stil bij staan hoeveel van deze kinderen er zijn, die diep gekwetst zijn door oorlog en wat dat met volwassenen doet en hoe dat bij kinderen binnen komt. En blijft etteren.
BeantwoordenVerwijderenMijn jongste heeft drie maand door Afrika gezworven,(Guinea, Sierra Leone) waarvan 2 maand in Liberia. Eigenlijk was hij verrassend zwijgzaam nadien, dat zegt genoeg denk ik. Onze wonden van 67 jaar geleden zijn bij velen nog niet genezen. Hoe zou Afrika al genezen kunnen zijn. Laat staan de kinderen...
BeantwoordenVerwijderen