Marie heeft me
vandaag haar naam leren uitspreken.
Ma-rie. Eerst
ging dat moeizaam. Het leek of ik mijn mond anders moest gebruiken en mijn tong
en of er tussen mijn hoofd en mijn mond een brede rivier stroomde waar de
klanken niet over of door raakten.
Na een poos ging
het beter. Kon ik Marie zeggen al lachende, boos, verdrietig, hoopvol.
En dan leerde
Marie met 'Marieke' zeggen en ze vertelde me dat dat kleine Marie betekende. Of
ook: lieve Marie. Want dat klein en lief op elkaar lijken. Hand in hand gaan.
Ze wreef over mijn hoofd en ik voelde me klein en dat voelde lekker.
"Mtoto-ke",
zei ik en ik wees naar mezelf. " Mtoto-ke". Ze knikte ja en moest heel hard lachen.
"Ik ben Mtoto-ke en ik ben lief en klein."
En ineens moest
ik hard huilen. Niet van verdriet of angst. Ik moest gewoon hard huilen.
Voortaan noem ik
haar Marieke. Ze is niet klein. Ze is groot en blank. Ze heeft ogen met de
kleur van de hemel bij zonsopgang en haar haar is bleek als droog gras in de
steppe bij avond. Ze heeft vlekjes rond haar neus en op haar wangen. 'Sproeten'
was mijn volgende woordje in haar taal dat ik leerde, omdat ze dat zei als ik
er met mijn vinger voorzichtig overheen gleed als om ze er af te vegen. En ik
zei het na, zonder een aarzeling. En dan zei ik "Marieke sproeten".
Ik zit nu in een
donkere hut. De zon is onder. Het is donker buiten en bij een open vuur zitten
mensen. Onze mensen en de blanke mensen. Ze praten maar ik kan hun woorden niet
verstaan. Ik ga zo in slaap vallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten